Categoriearchief: Buitenshuis

The Matrix

20130529-135032.jpg

Het was zo’n periode. Dat je de financiële ruimte hebt om te kopen wat je wilt hebben. Heel luxe. Gek genoeg was ik al lang bankroet destijds, maar op de bank stond geld. Geniaal van die banken dat je een rekening hebt waar je schulden op staan en los daarvan een betaalrekening, waar je gewoon netjes in de plus staat. Heel misleidend. -30 miljoenmiljard Euro op je leningrekening en +435,34 Euro op je betaalrekening. Bastards. Doortrapte misselijke parasieterende wratpoliepen. Maar goed, ik draaf door. Ik was er zelf bij. En dit verhaal zou over schijt gaan, niet over die lui die op ons schijten. Aldus.

Aangezien ik nog al van het downloaden ben, maar ook van het waarderen van artiesten vond een deel van me het nodig om de volledige filmserie van The Matrix te bezitten. De ultieme genialiteit van het eerste deel en de beeldvulling van deel 2 en 3 plus een heleboel extra’s (Animatrix=hele dikke bam) moest en zou bij mij op de schouw komen te staan. Ik had al die geile meerdiskboxen al heel wat keertjes bij Mediamarkt en de toen nog bestaande Free Record Shop zien staan. Het trok aan me, het kietelde, maar ik kocht het toch maar niet. Net een zoon gekregen en dat kostte al genoeg, al die luiers, rompertjes en kadootjes voor de moeder.

Toch kwam op een gegeven moment de Goddelijke boodschap dat The Matrix Special Limited Ultimate Disc Set Edition Including Very Ugly Statue Of Neo in mijn bezit moest komen. Marktplaats dus. Want de winkels hadden em al lang niet meer. Zelfs schelden en vloeken hielp niet. Maar op Marktplaats is alles te koop. Iemand heeft altijd wel een keer zware sores waardoor ie zelfs genoodzaakt is in zijn vriendin uit te venten, zijn platencollectie in de uitverkoop te gooien of zijn zeer dierbare, nog in plastic en bruinen overdoos verpakte TMSLUDSEIVUSON te verkopen. Ik bellen, ja hoor, 99 Euro. Issie voor jou. Da’s niets te duur, want dezelfde prijs alsie bij de Mediamarkt stond destijds. Ik moest wel een stukkie rijden. En mijn zoon van een maand of 6 moest mee in de Maxi-Cosi voorin de Mercedes Vito.

Dat ging allemaal volgens plan. De man deed met tranen in de ogen de overdracht van de doos en keek beteuterd naar het smerige papiergeld wat hij er voor in de plaats kreeg. Hij kon weer een deel van de huur betalen, maar waarschijnlijk belandde hij na een maand of wat toch al op straat, gezien de chaos in zijn huis, wat uiteraard toch een afspiegeling is van iemands hoofd.

Ik, daarentegen, met de Maxi-Cosi in de ene en de bruine doos van Warner Brothers in mijn andere had een nog net niet uitgescheurde smile op de bakkus terwijl ik terugtoog naar de Bluesmobiel. Ik plaats de doos voorzichtig bij de bijrijder’s zetel op de grond en de Maxi-Cosi met mijn ietwat geïrriteerde zoon, want, veel te lang op pad, veel te koud en dan nog natuurlijk die ongemakkelijke Kut-Maxi-Cosi, op de bijrijder’s zetel. Vervolgens kijken we elkaar aan en zie ik hem persen om vervolgens een enorme landslide in zijn broek te horen schuiven. Omfg. Niet nu, niet nou dat ik 30 km van huis ben, met geen doekjes en natte waslapjes paraat, langs de kant van de weg, terwijl het amper 0 graden was. Wel nu dus. En het is toch je zoon. Je gaat hem niet 30 km in zijn eigen drab laten zitten. No fucking way dus. Dus, de boel ontdoen daar. Op die zitting van de Vito met de deur open, ik staande in die opening. En de boel schoonmaken. Verstand op nul. Behalve dan dat die kartonnen doos daar op die vloer me steeds knipogend aankeek. Dat verzachtte het wel. Want zacht was het, man man man, wat had hij zijn best gedaan. Niet netjes in de pamper, nee zo dun, dat alles onder zat, zijn benen, buik, uiteindelijk de Maxi-Cosi, de deurposten van de Vito, zijn handen, mijn wangen, de voorruit en één druppel volle mest van mijn dierbare zoon, gestempeld op die bruine doos, die nu voor altijd zijn poepmark draagt. The One.

Zaterdagochtend

Soms, als de sterren goed staan, voel je je opperbest. Dan kun je de hele wereld aan. En dat wil je dan ook. Lekker er op uit en bier drinken. En uitsmijters voor je laten klaarmaken. En gelijk door naar meer bier, weer van een ander merk, of kleur, of rijping. En dan een grote schotel met borrelhapjes, en genieten van de zon, op het terras. En dat allemaal op een zaterdagochtend nog voor het 12 uur ‘s-middags is.

De vrijdagavond een leuk zuipavondje gedaan in het Paard Café. Met mijn maat en collega Rogier. Altijd supergezellig, eerste een paar uren bier zuipen, flink slap ouwehoeren tot we op een gegeven moment helemaal allebei een poelie-buik hebben en dan over over op de whiskey. Gewoon om een stuk effectiever bezig te zijn, want anders blijven we naar het toilet gaan om het overbodige nat te dumpen. En dat laatste is op zich wel leuk, kom je weer andere zatte stamgasten tegen, of leuke chicks op de trap die je dan alvast kunt beknipogen (belangrijk voorwerk!), maar je blijft aan het lopen, dus beter het wat sterkere spul. Dat is dan ook vast tarief, en dat gaat hard ook. Het zuipen gaat net zo snel als met dat bier, dus op een gegeven moment worden het dubbele whiskey’s. Het gevolg van dit alles laat zich raden: Rogier en ik die vrolijk lallend de avond vullen, inmiddels iedereen bij hun voornaam noemen maar weer geen succes bij de katjes. Dus buitengeveegd bij het café en naar huis. Rogier bleef slapen, dus dat scheelde weer een hoop gedoe.

Thuisgekomen nog een paar home whiskey’s erover heen want zo gaat dat, die avond KAN toch gewoon nog niet over zijn? En dan toch maar crashen. Gelukkig zijn die ouwe alcohol-buffers van ons nogal wat gewend dus er traden verder geen nachtelijke complicaties op…

De volgende ochtend weer redelijk op tijd wakker en zo frisch als een hoentje weer klaar om verder te gaan met feesten. Vriendinnetje had ook wel zin om mee te gaan dus hoppa op pad naar de stad. En ons daar eens flink laten verwennen met een stel gebakken eieren, heerlijk brood, verse jus en espresso en voorbijlopend vrouwelijke schoon. Jawel hoor, alsof we er ‘s-nachts niet tussenuit waren geweest! We konden weer. Een Wieckse Witte erover heen, en nog een en we waren weer helemaal in de mood.

Als dat geschrans en gebuffel leidde er al snel toe dat er zich enige drang begon te ontwikkelen. Het broodje super shoarma waarmee we de avond afsloten zal daar ook zeker debet aan geweest zijn. Maar dat maakt niet uit, we waren in een bekende tent en de toiletten daar waren in goeie handen en ik wist, dat poept bijna zo goed als het thuis poept. Gewoon even extra de bril schoonmaken en een flinke prop papier onderin om het spetteren tegen te gaan en ik zou me de koning te rijk voelen, zo een opluchting zou dat geven om deze welvaartsresten hier te kunnen dumpen. 

Ik melde me dus even af bij Rogier en m’n vriendin en ging op pad. Het was echt een super ochtend na een geweldige avond stappen, zo goed als ik me voelde. Al dat loslopende wild op straat, prachtig uitgelicht door de zon, dat heerlijk smakende bier, die geweldige voedzame en vullende maaltijd waarvan de nasmaak me nog steeds heerlijk speeksel bezorgde, het zorgde voor een heerlijk euforisch gevoel wat alleen maar beter zou kunnen worden door die enorme bolus mijn sluitspier te doen laten passeren. Oeh, dat zou orgastisch worden.

En aldus geschiedde. Ik ging zitten en liet het gebeuren, echt wonderlijk, een geweldig proces, ik kon er alleen maar naar kijken en voordat ik het wist was het over. Als ik een fluiter was had ik nu gefloten, zo soepeltjes ging het allemaal. Nu nog even wat papier opvouwen en vegen maar. Kijk eens, niet eens zo veel papier nodig. Iets van 5 pakjes, waarvan de laatste een controle-veeg. Ik draai me om, om nog eenmaal gedag te zeggen en druk op de doorspoelknop. Vervolgens draai ik me über-voldaan terug en dan zie ik het…

Een enorme poep-veeg op de deur.

"Was die daarnet ook al daar op die deur?" schoot er door mijn hoofd. Ik was immers op een zaterdagochtend in wat normaal gezien een druk café is op vrijdagavond. Wie weet wat er allemaal gebeurd is vannacht. En het personeel heeft nog geen puf of tijd gehad om de toiletten te doen.

Ik kijk naar rechts. Ook daar een poep-veeg. Op de tegelmuur.

Heel behoedzaam keek ik terug naar het midden en toen nog iets verder naar links.

Ook daar een poep-veeg.

Ik werd omringd door poepvlekken en vegen. 

Wat een nachtmerrie.

Ik kijk over mijn schouder, naar beneden.

Een hele grote, vieze, massieve plak poep schijnt zich op de onderzijde van mijn witte linnen zomerbloes te bevinden.

Op dat moment verandert mijn prachtige en perfecte zomerzaterdagochtend met drank, eten en vrouwen in een grote poep rollercoaster nachtmerrie met vieze strontmuren, strontkleding en kokhalsende reflex bij de gedachte dat ik me hieraan niet zou kunnen ontdoen zonder de boel te cleanen.

GodverdegodverDEGODVER!

WC papier afgerold van 20 meter lang en proppen gemaakt en vegen maar, van die deur. En van die tegels. En in de voegen tussen die tegels. Boenen. Vegen. Schuren. En ik had de deur van het slot gehaald en open gemaakt om af en toe een prop papier nat te gaan maken in de wasbak van het toilet. En verder vegen, als een bezetene. Gadverdamme wat is poep toch hardnekkige rotzooi en zeker van die plakkerige shoarma/whiskey/bier poep. Wat een ellende.

Zo sta ik zijwaarts gebukt om de deur een laatste veegvrije beurt te geven, trekt ineens iemand die deur open. De deur was immers van het slot. Staat daar de kok van het café. Wat die man moet hebben aanschouwd zal werkelijk stof zijn om vele feestjes op te leuken tot in de verre toekomst, zelfs als hij in het verzorgingstehuis tijdens het eten de gemoederen bezig gaat houden.

Daar staat een jongen van middelbare leeftijd met een wit linnen hemd aan, wat aan de achteronderzijde helemaal onder een poepachtige bruine substantie zit (later weet hij: poep) voorovergebukt met een grote prop wc papier in zijn handen, met een poepachtige waas daaroverheen, in een wc hokje waarvan zowel de linker- als de rechtermuur onder de poepvegen zit en waar een putlucht hangt om misselijk van te worden. Die jongen staat mij aan te kijken of ie een naakte Sinterklaas ziet.

Bam, de kok gooit de deur dicht en roept nog sorry en verdwijnt uit het gehoorveld.

Toen ik uiteindelijk zelf uit de WC verlost was en naar de tafel liep waar Rogier en m’n vriendin ernstig bezorgd zaten te wachten, zei ik onmiddelijk: "We gaan NU naar huis." En wenste verder geen vragen. Ik ging -achteruit lopend- naar de kassa en voldeed de schuld en begaf mij -wederom achteruit lopend- naar de uitgang, gevolgd door de vragende blikken van mijn partners. Die -na een heftige doch dwingende knik van mijn hoofd- volgden richting buiten.

Waar ik al die tijd gebleven was? En waarom ik zo raar deed? En waarom we nu ineens weggingen? Het was toch zo gezellig? Op de vraag of ik iets van doen had met die kok die ineens proestend van het lachen uit het toilet kwam antwoordde ik ook even helemaal niets.

 

 

Tent

 

 

Vakantie, ja we kunnen weer. Deze keer geen vliegtuig, geen lange autoreis, we blijven gewoon in de buurt. Onze kinderen, die maakt het niets uit of het nou een grasveldje in het Westerpark (070), een tuintje bij iemand (we kennen overigens niemand met een tuintje met gras) of achter ons strandhuisje op Koh Tao is. Kinderen willen gewoon kunnen ravotten, rondrennen en hun knieën kapot kunnen vallen. En wij willen gewoon even achterover kunnen zitten als de kinderen dat aan het doen zijn. En dat kunnen wij ook gewoon overal.

Uiteraard weet je niet wat het weer zal brengen, daarom boek je doorgaans een reisje naar de zon, om die onzekerheid te minimaliseren. Vandaar dat het water ook met bakken uit de hemel kwam. Die hemel heeft ons nog wel lekker de kans gegeven om de boel op de zetten en in te richten. Maar daarna was het welletjes. Het kwam en het hield ook niet meer op.

Allemaal niet zo erg, maar het is nogal een geweld, die regen op dat tentdoek. De kindertjes lagen ieder in hun eigen “vertrek” te slapen en al gauw kwam de oudste bij ons in bed liggen, hij was bang geworden van de herrie, de regen, het onweer, de bliksem, de windvlagen en het ongedierte. Ik vond al dat dit jongetje van drie al heel dapper was dat ie het al tot 1 uur in de nacht had uitgehouden. Het is nogal krap met z’n drieën, op zo’n 2-persoons luchtbed, dus mijn vriendin ging maar in zijn bed liggen zodat wij met zijn tweeën weer wat ruimte hadden.

Toen begon het. Ik had niets in de gaten, het kwam compleet onaangekondigd. We lagen net weer rustig, mijn zoontje lag langs mij, waarschijnlijk alweer in slaap en ik was nog even een positie aan het zoeken dat ik lekker lag, want hij geeft een andere tegengewicht dan mijn vriendin op dat slechte luchtbed. Ik dacht even nog wat lucht uit mijn darmen te lozen en vervolgens lekker om te draaien. Maar het liep allemaal heel anders. Dat verklaarde ook het gerommel in mijn maagstreek, wat ik al eerder opgemerkt had. Er bleek iets gaande te zijn, diep in de krochten van mijn ingewanden en dat  zorgde voor een ware tsunami in mijn broek.

Eerst probeerde ik het te ontkennen, maar al gauw voelde ik het vieze, plakkerige, natte gevoel waar ik niet omheen kon. Toen wilde ik negeren, gezien de omstandigheden het beste -keiharde regen, wind, bliksem, zoonlief langs mij vredig te slapen, wc zeker 500 meter lopen- maar al gauw drong het besef tot me door dat ik het ten opzichte van diezelfde zoon en mijn eigen waardigheid niet kon maken dat heel het bed dadelijk onder de ellende zat, mocht het zich gaan vermenigvuldigen door het befaamde stempel-effect.

Dus er toch maar overheen en uit geklommen. In de centrale hal (van de tent) even met een zaklampje de schade opgenomen. Die was aanzienlijk. Dit betekende zowel een nieuwe onderbroek als een nieuwe joggingbroek (ideale all-round-tent-en-caravan-broek, maar niet bestand tegen tsunami’s). Ook maar even de schade van het bed opnemen. Shit. Overal stempelvlekken. Zucht. Kut.

Dus heb ik zoonlief maar weer in zijn eigen bed gelegd. Tijdens het verversen van al het linnengoed voelde ik dat het laatste woord nog niet gesproken was betreffende dit voorval. Maar goed, vervolgens geheel fris weer gaan liggen bij mijn zoon in het bed, mijn vriendin in het nieuwe, frisse bed.

De ellende in mijn maagstreek nam zienderogen toe, ontluchten was er uiteraard niet meer bij. Even lekker naar de wc gaan was geen optie in dit weer met die afstand. Zeker geen optie. Al dat gemaal en gefantaseer over gouden toiletten met blinkend schone tegels, Trainspotting, een paraplu en het even helemaal alleen op de wereld zijn, zodat niets of niemand me zou kunnen storen of zien of horen maakte dat ik me met de seconde misselijker en zieker voelde. Ik moet nu gaan anders kunnen we dadelijk de tent weggooien als ik dadelijk de controle verlies. En het is leuk als je als kind in een grote ketel met toverdrank valt maar om helemaal ondergesproeid te worden door je eigen vader is echt een ander verhaal.

Dus, op pad. Fok die regen, het enige wat nu telt is de main target van de missie: het toilet bereiken voordat mijn sluitspier het begaf. Onder het lopen werd ik steeds misselijker. Ik moest kokhalzen zelfs, een aantal keren. Mensen die ‘s-nachts die geluiden gehoord hebben moeten de volgende dag aan de beheerder vragen hebben gesteld over welke vreemde wilde nachtdieren hier wel niet liepen. Doorlopen, want het komt er dadelijk dus ECHT aan alle kanten uit. Eindelijk was daar het toilethuis. Gelukkig had ik die eerder al verkend, dus ik wist exact van de hoed en de rand, gelukkig vooral dat laatste. Een snelle scan leerde mij dat ik het rijk alleen had, dus ik kon er vol voor gaan.

Ik ging zitten en liet het gaan, maar voordat het salvo compleet was afgerond moest ik de sluizen alweer sluiten want de andere kant wilde ook en aldus spoot er een dikrode straal (rode wijn met chips en kipfilet met boontjes) uit mijn mond, juist toen ik al nadruppelend de 180 graden turn rond had. En weer zitten en weer draaien en weer zitten en weer draaien.

Volgens mij was ik nu klaar. Ik nam de schade op en schatte in dat ik ongeveer 2 rollen wc-papier nodig zou hebben om het toilet weer enigszins toonbaar te maken en 99% van de sporen zou kunnen wegwerken.

Toen nog een flinke splash water in mijn gezicht en hoppa terug naar de tent. Mission accomplished.

Maar niets van dat alles. De hele nacht ging het zo door. Ik waande me in de hel, want hoe vaker ik ging hoe minder er was en toch wilde het lichaam het. Dus het deed pijn en ik had geen strot en reet meer over. Mijn middenrif was niet meer. Het ergste was echter de tweede keer. Om mij te bewijzen dat de eerste keer geen grapje was, trok mijn body echt alles uit de kast. Nooit geweten dat je zo’n druk op kunt bouwen. En zo blij dat die muren van het toilet niet gewit waren maar mooi betegeld met glazuurtegels. Helaas van de witte voegen, dat zal wel nooit meer schoon te maken zijn.

Tegen de volgende middag was de munitie definitief op en gaf het lichaam zich gewonnen. We hebben een pact getekend en ik heb moeten beloven dat ik hem nooit meer in de steek mag laten. Maar ik hou zo van frikandellen, het liefst met curry, dus ik vrees het ergste.

 

Roadburn

Een tijdje terug was het weer zover, het manwezen kon eindelijk weer zichzelf zijn…geen kinderen in de buurt, die alle aandacht opeisen, geen vrouw, die het mens veels te goed kent en al helemaal geen slechte vrienden, lui die steeds aanwezig blijven omdat je ze nooit hebt verteld dat “ons gemeenschappelijk aandeel in dit moment van de maatschappij voorbij is”. Gewoon zichzelf. In mijn geval betekent dat muziek, bier, chicks, medicijnen, friet, Jack, J&B, shoarma, frikandellen, plastic munten, goeie vrienden en een luchtbed de ideale combinatie blijkt te zijn. En er is een festival, eens per jaar, omstreeks april, in Tilburg’s rocktempel, 013 dat mij vier dagen in een andere wereld brengt waar de ideale mix van voorgenoemde dingen aanwezig is. Roadburn. Het Walhalla, de Hemel, Samsara en parenclub Het Nachtegaaltje zijn alle afgeleiden van de sfeer die bij dit festival aanwezig is, zoveel is duidelijk. 

Vrienden veranderen in goden, vrouwen veranderen in groupies, sexbeesten of hardrockslavinnen en het eten is beter dan alle Michelin-sterren bij elkaar. Het bier wordt speciaal voor dit festival gebrouwen door ‘s-werelds beste biermeesters en alleen de allerbeste bands en muzikanten hebben het voorrecht hier te mogen staan. Dit jaar was het in 45 minuten uitverkocht en de mensen uit de hele wereld die een kaartje hadden waren allen mijn vrienden en vriendinnetjes en ik de hunne.

Zo ook mijn twee waarde vrienden, door dik en dun, breed en smal, laag en hoog, in alle altered staten kennen wij elkaar. Op dit festival praten wij nooit met elkaar, deze vier dagen bevinden wij ons in een constante transcedente mediatieve toestand waar wij slechts nog trillen en zijn. Afstanden, tijden en overige intermenselijke relaties doen er niet meer toe, de connectie is beter dan welke wifi of andere handshake dan ook. Perfect.

De eerste avond speelden als laatste in de Grote Zaal gelijk de meesters van het genre, de ongekende grootheden, de Noorse goden zelf, Motorpsycho. Na 1 nummer wisten wij al hoe laat het was, het was ze werderom gelukt, na deze Trondheimers al tientallen malen te hebben zien optreden, na talloze crosslinks en andere geniale bands te hebben gezien, flikten deze ubermenschen het wederom om na één nummer de genen-structuur van de aanwezigen voor altijd te wijzigen, aan te passen, te altereren, te verbeteren, heel subtiel doch effectief te beïnvloeden. Wij trilden hevig en totaal in sync mee, wij wisten genoeg. Dit wordt ’em. 

En zo was het. Zo ging het. 

Het nadeel van dergelijke trillingstoestanden is dat het lijf totaal degradeert tot de hoop functioneel transportvlees die het is. De drank en frikandellen dienen slechts ten doel dit vleesch van energie te voorzien en aangezien dergelijke hoogmediatieve toestanden nogal wat vlammen eisen, gaat het hard met het nat en droog spul. Heel hard.

Ruim drie uur later zijn we geland. Heel zacht en buitengewoon perfect.

De rest van de avond is geschiedenis (en alleen door anderen na te vertellen vrees ik).

Nacht. Slapen. Bubbels. Vissen. Grote houtzagerij in mijn hoofd. Tabletten!! Nu!! 

Affijn, ons zelf de volgende middag bij elkaar geraapt en weer op pad voor dag twee.

Daar kwamen we onze maat tegen van de avond ervoor. Ik vertelde hem van de houtzagerij en de grote ongeschaafde balken in mijn hoofd en hij knikte beleefd. Hij was ‘s-nachts nog bij de Tilburgse afdeling van De Nijl langsgeweest en een grote met extra pita-broodjes gaan eten. Toen hij klaar was met schransen, merkte hij dat hij een kroon kwijt was van zijn net gerestaureerde ivoorverzameling. Ingeslikt blijkbaar. En het was een dure, eentje van de klasse godverdegodverdeGODVER!!!!. Dus de volgende ochtend een paar sterke bakken gedronken, de spaghetti-zeef nog eens goed uitgespoeld en mee naar de wc. En daarin De Grote Hoop gedaan. Die gladde Dommelsch-shoarma bolus eens flink onder de hogedruk kraan gehouden en daar was ie!!! Die fuckin ivoren stront nugget!! Effe minuutje spoelen en KLIK, zo weer terug. 

DAT is Roadburn…

OM live at Roadburn

 

De Duif

De Duif

Gisteravond terug gekomen van het strand. Was erg goed. Gelukkig ook nog 1 plekje vrij in de straat. Beetje krap maar het moest net gaan. Damn, net met 1 achterwiel op de stoep. Achwat laat maar staan. Ik stap uit, kijk naar dat half op de stoep staande achterwiel en zie een enorme uitgesmeerde lichtbruine verse plakaat tegen de band aangeplakt. In tweede instantie zie ik de oorzaak: een 12-pack koetjesreep die de hele namiddag al in de zon had liggen broeien en die ik voor zeker de helft met mijn inparkerende wiel geplet en gespleten had. Daar was die grote lichtbruine plakaat van. Gelukkig maar…Maar wtf, who cares anyway?

Vandaag weer op pad…bij mijn auto aangekomen zie ik dat de lichtbruine plakaat al iets donkerder is geworden, maar nog steeds prominent aanwezig. Maar die andere helft van de ongeplette koetjesrepen was weg!! Weg?? Ja weg! Ik speculeren: een zwerver? Nee, dat gaat zelfs voor hun te ver (neem ik aan?). Okee, dan moeten het meeuwen geweest zijn, die alleseters, die vliegende Van Gansewinkels. Aldus tevreden over mijn hypothese, stapte ik in en ging heen…

…naar supermarkt de COOP in de Prins Hendrikstraat. Ik kon echt precies voor de deur parkeren. Eerst even samen naar een afspraak bij de buikenmevrouw. Toen we daar van terugliepen naar de auto, zag ik een bruine duif eten van mijn linkerachterband. Eten. Van die grote iets donker geworden lichtbruine koetjesreepplakaat. Het was dus een duif, dat andere vuilnisbakkengebroed. How the hell heeft die duif deze enorme chocoladefuif weten te localiseren? Volgens mij heeft ie me gevolgd of zo. Hij was het die de ongespleten halve 12-pack al naar binnen geschrokt had. En dan ook nog zo’n bruine duif. Wie verzint zoiets. Alle duiven van de wereld zijn grijs, een paar zijn wit en slechts enkele zijn bruin. Dit was een bruine duif, die achter mijn band zat koetjesmelkrepen van mijn band te eten. Prachtig.

Mijn vriendin ging de supermarkt in om ontbijt te kopen, ik ging met de ramen open pal voor de COOP wachten op haar…En kon dus steeds in mijn linkerbuitenspiegel alle verwrongen en van walging vervulde gezichten zien van de mensen die de duif zagen. Wat een feest.